De belangrijkste wijzigingen in de Wet Toekomst Pensioenen (WTP)

Op 22 december 2022 is de Wet Toekomst Pensioenen (WTP) aangenomen door de Tweede Kamer. Alhoewel de Eerste Kamer de WTP nog goed zal moeten keuren, is het de verwachting dat de wet op 1 juli 2023 in werking zal treden. Dit betekent dat we in Nederland een heel nieuw pensioenstelsel krijgen (met alle bijbehorende gevolgen). In dit artikel worden de belangrijkste punten uit de Wet Toekomst Pensioenen toegelicht.

I. Onder de WTP zijn alleen nog maar premieregelingen toegestaan.

In het huidige pensioenstelsel zijn pensioenregelingen, waarbij de pensioenuitkering het uitgangspunt is van de pensioentoezegging, toegestaan. Binnen deze pensioenregeling staat de hoogte van de pensioenuitkering vast. Dit noemen we daarom ook wel "uitkeringsregelingen". In de meeste gevallen gaat het daarbij overigens om zogenaamde "middelloonregelingen". 

De grootste wijziging is dat er onder WTP alleen nog zogenaamde "premieregelingen" mogen worden toegezegd. Hiermee wordt een pensioenregeling bedoeld waarin niet de hoogte van de pensioenuitkering, maar de in te leggen pensioenpremie het uitgangspunt van de toezegging is. Met de ingelegde pensioenpremies bouwt de werknemer een pensioenkapitaal op. Dit wordt belegd tot de pensioendatum. Hier wordt, op deze dag, de uitkering van "aangekocht". Binnen de premieregeling staat de hoogte van het pensioen dus vooraf niet vast; de daadwerkelijke hoogte van het pensioen wordt daardoor pas bekend op de pensioendatum van de werknemer.

De gevolgen voor bestaande pensioenregelingen

Afhankelijk van de pensioenregeling die u momenteel heeft, zal de WTP tot de hierna genoemde gevolgen voor uw pensioenregeling leiden. We beperken ons hierbij overigens tot de verzekerde pensioenregelingen. Indien u als werkgever (vrijwillig of verplicht) bent aangesloten bij een pensioenfonds, dan verwijzen we u naar onze bijdrage op de website die specifiek over deze situatie gaat.

Soort pensioenregeling Gevolgen van de WTP voor de pensioenregeling
U heeft momenteel een verzekerde eindloon- of middelloonregeling (uitkeringsregeling)
  • U moet deze regeling uiterlijk per 1 januari 2027 omzetten naar een premieregeling met een vlak premiepercentage tot een maximaal premiepercentage van 30% (tot 2037 33%) over de pensioengrondslag.
  • Mogelijk zult u oudere werknemers moeten gaan compenseren. Indien u dit wenst te voorkomen, kunt u de bestaande uitkeringsregeling nog vóór 1 juli 2023 omzetten in een premieregeling met een stijgende staffel en gebruikmaken van het overgangsrecht van de WTP.
  • De door werknemers, op 30 juni 2023, opgebouwde eindloon- en middelloonpensioenen bij verzekeraars blijven in beginsel in stand, tenzij ze worden 'ingevaren' in het nieuwe systeem. Dit betekent dat de opgebouwde pensioenaanspraak wordt omgezet in een belegd pensioenkapitaal.
U heeft momenteel een verzekerde, beschikbare premieregeling met stijgende premiepercentages
  • Door gebruik te maken van overgangsrecht van WTP mag u deze regeling, voor al uw werknemers die hier op 31 december 2026 aan deelnemen, voortzetten tot aan hun pensioendatum.
  • Nieuwe werknemers die vanaf 1 januari 2027 in dienst treden zullen deel moeten gaan nemen aan een nieuwe premieregeling met een vlak premiepercentage van maximaal 30% (tot 2037 33%) over de pensioengrondslag. Vanaf dat moment lopen er dus twee pensioenregelingen naast elkaar. U mag de tweede premieregeling met een vlak premiepercentage uiteraard ook eerder afsluiten.
  • U kunt er ook voor kiezen om de bestaande premieregeling met stijgende premiepercentages om te zetten in een premieregeling met een vlak premiepercentage, maar dan zult u met name werknemers van 40 jaar en ouder moeten compenseren. Om die reden kunt u doorgaans beter kiezen voor het overgangsrecht (zie hiervoor).
U heeft momenteel een verzekerde, beschikbare premieregeling met een vlak premiepercentage
  •  U voldoet reeds aan de WTP, ervan uitgaande dat het vlakke premiepercentage niet hoger is dan 30%. U kunt deze regeling dan gewoon voortzetten.

 

Naast deze gevolgen, zllen de hierna onder II tot en met IV beschreven wijzigingen tot aanpassing van uw pensioenregeling kunnen leiden.

II. Het partner- en wezenpensioen wordt gestandaardiseerd en gekoppeld aan het salaris.

  • Er komt een verplicht te hanteren definitie van wie partner is;
  • De hoogte van het partnerpensioen wordt voortaan als een vast percentage van het salaris vastgesteld (maximaal 50%);
  • Het wezenpensioen mag maximaal tot de 25e verjaardag van het kind uitgekeerd worden.

III. Er komen meer keuzes voor werknemers.

  • De pensioenuitvoerder moet werknemers adequaat in de keuzemogelijkheden begeleiden. De keuzebegeleiding gaat o.a. over: 
    • de pensioeningang;
    • de gevolgen van een deeltijdpensioen;
    • een hoog/laag pensioen; en
    • uitruil van het ouderdoms- en partnerpensioen.
  • De werknemer heeft vanaf 1 juli 2023 de mogelijkheid om een bedrag van maximaal 10% van het pensioenkapitaal in één keer op te nemen. Deze uitkering wordt gewoon belast en kan gevolgen hebben voor onder andere toeslagen van de werknemer.

IV. De wettelijke leeftijd vanaf wanneer je pensioen opbouwt wordt 18 jaar (was 21 jaar).

  • Werkende jongeren gaan eerder pensioen opbouwen.
  • Werkgevers en werknemers zullen hierdoor eerder moeten gaan bijdragen in de pensioenregeling dan nu het geval is.

V. Verruiming aftrekruimte lijfrenteregime en meer gelijkstelling met pensioenregime.

  • De jaarruimte bepaalt in hoeverre een lijfrentepremie in een bepaald jaar fiscaal aftrekbaar is. De maximale jaarruimte wordt verhoogd tot 30% van de premiegrondslag. Ten opzichte van de huidige jaarruimte van 13,3% betekent dat een flinke verruiming.
  • De reserveringsruimte is de optelsom van de niet benutte jaarruimten over de afgelopen 7 jaar. Deze termijn wordt verhoogd naar 10 jaren; een verruiming van 3 jaar. Daarnaast wordt het bedrag dat je jaarlijks van de reserveringsruimte mag benutten verhoogd naar € 38.000 (wordt jaarlijks geïndexeerd).
  • De tijdelijke oudedagslijfrente blijft behouden. De tijdelijke oudedagslijfrente wordt gemaximeerd op twintig jaar minus de jaren waarin deze ingaat na AOW-datum.
  • De in het lijfrenteregime te hanteren AOW-franchise voor de berekening van de jaarruimte wordt gelijkgesteld aan de franchise die geldt voor de pensioenregelingen in de 2e pijler;
  • De periode waarin lijfrentepremies ingevolge de jaarruimte in aanmerking genomen kunnen worden, wordt verruimd tot vijf jaren na het bereiken van de AOW-leeftijd. Belastingplichtigen kunnen hun jaarruimte vijf jaar langer dan nu benutten.

VI. Overige (kleine) wijzigingen.

  • De wachttijd voor uitzendkrachten om pensioen op te bouwen vervalt.
  • De Minister krijgt een zorgplicht om het aantal werknemers zonder pensioen in vijf jaar te halveren tot ca. 450.000.
  • Indien een werknemer uit dienst treedt, dan kan hij de dekking van het nabestaandenpensioen langer vrijwillig voortzetten.

Meer weten?

Heeft u vragen over de Wet Toekomst Pensioenen? Onze pensioenadviseurs informeren u graag. 

Heb je hier vragen over?

Stefan Joosten

Stefan Joosten helpt je graag verder.

Heb je een vraag?

We helpen je graag persoonlijk verder!